Waarin vinden we elkaar als dierenambulance-organisaties?
1. Gebrek aan financiële middelen
Bij dierenambulances gaat het in de meeste gevallen om vrijwilligersorganisaties die niet of slechts gedeeltelijk financiële steun krijgen van de overheid. Er is geen geld om alle vrijwilligers te vervangen door betaalde krachten. Dierenambulances krijgen géén standaard vergoeding van de lokale overheid. Volgens de wet moeten gemeenten alleen de opvang van zwervende gezelschapsdieren 14 dagen voor hun rekening nemen (de zogenaamde bewaarplicht). Het transport van die dieren valt daar formeel helaas buiten (hoe gek dat ook klinkt, want hoe krijg je anders een gevonden dier van A naar B?). Dat betekent dat elke dierenambulance bij de gemeenten en provincies jaarlijks moet leuren en onderhandelen om een vergoeding te krijgen. Die varieert bovendien enorm en is te weinig om de kosten van opvang en vervoer te dekken. Het zou eerlijker zijn als er een landelijke richtlijn van € 2,- per inwoner zou komen.
2. Te weinig capaciteit
Naast de meer dan 200.000 meldingen van dieren in nood, die rechtstreeks bij de dierenambulance-meldkamers terecht komen, krijgt ook politie meldpunt 144 jaarlijks meer dan 25.000 meldingen voor dierenambulances. Burgers verwachten dat dierenambulances snel ter plaatse komen, als er een dier in nood is, en dat zo’n dier adequaat geholpen wordt, maar het is een grote uitdaging om dit voor elkaar te krijgen. Deze dierenambulances zijn, met een beperkt aantal betaalde krachten die de basis van hun continuïteit vormen, grotendeels afhankelijk van vrijwilligers. Bij de huidige tekorten op de arbeidsmarkt is er sprake van een personeelstekort, mede doordat een deel van de vrijwilligers vaak oudere mensen, of mensen met een beperking of afstand tot de arbeidsmarkt zijn, die onder de kwetsbare groepen vallen. Hoe kan er worden gezorgd dat het leuk en interessant is om als vrijwilliger bij een dierenambulanceorganisatie te (gaan) werken?
3. Kwaliteitverbetering qua kennis & ervaring
We streven ernaar de kwaliteit van dierenambulancemedewerkers en vrijwilligers op een hoger basisniveau te krijgen, maar elke organisatie hanteert zijn eigen regels / protocollen etc. Duidelijk moet worden: voor welke onderwerpen is er behoefte aan (bij)scholing en hoe kunnen we dat beter organiseren?
4. Kosten dierenarts
Als gevolg van beperkt beschikbare dierenartsen en erg dure dierenartsenketens (vaak op grotere afstanden) waar dierenhulpverleners terecht kunnen in de avond, nacht en weekenden is er regelmatig sprake van dierenwelzijnsproblemen. Er zouden landelijke afspraken moeten komen en een prijsbegrenzing afgesproken moeten worden. Hoe kunnen er afspraken worden gemaakt met dierenartsen(organisaties) die niet leiden tot extreme (onnodige) kosten?
5. Onduidelijkheid over transport van exoten en omgang met plaagdieren in nood
De geldende regelgeving rondom exoten en plaagdieren is niet overal bekend. Bovendien schuurt het als het gaat om het redden van een dier in nood versus omgang met invasieve exoten en plaagdieren. Denk aan schildpadden en nijlganzen, maar ook ratten en muizen. Hoe kunnen de regels rond opvang en transport van exoten en plaagdieren zodanig worden aangepast c.q. gecommuniceerd, dat ze niet meer zorgen voor onduidelijkheden over het redden van (invasieve) exoten en plaagdieren?
6. Onduidelijkheid over verantwoordelijkheid
Voor dierenambulances, en zelfs (lokale) overheden, is het vaak onduidelijk wie de verantwoordelijkheid draagt. De ‘Leidraad omgang met wilde vogels met Vogelgriep’ is hier een heel mooi voorbeeld van. De vrijwilligers van dierenambulances zijn al meer dan een jaar lang zakken vol dode vogels aan het ruimen, terwijl LNV ondertussen haar verantwoordelijkheid alle kanten op schuift. Gevolg? Dierenambulances komen in de problemen en weten niet waar ze aan moeten kloppen.
7. Lastige regelgeving omtrent CITES
De werkwijze omtrent gevonden CITES-dieren is voor dierenambulances zo goed als onwerkbaar. De gemeente moet voor deze zwervende gezelschapsdieren de juiste papieren aanvragen, of een contract hebben afgesloten met een partij die deze dieren, vaak reptielen of volièrevogels voor hen opvangt. Deze opvangen zitten echter vaak in andere gemeenten. Gevolg is dat dierenambulances met regelmaat door deze opvangen geweigerd worden uit angst voor de NVWA. Want als een opvang een CITES-dier zonder de juiste papieren opvangt, zijn zij in overtreding. De dierenambulance kan op dat moment echter ook niets met dat dier, omdat ze zelf geen opvang heeft. Een duidelijk protocol vanuit de overheid voor gevonden CITES dieren zou hierin veel oplossen.
Welke punten leveren nog onderlinge discussie op?
8. Gaten in de dekking
Enerzijds vallen er dierenambulances weg doordat zij het financieel of qua mankracht niet redden, maar anderzijds kan iedereen een dierenambulance starten. Dat levert niches en onduidelijkheid op wie in welke regio rijdt. We moeten voorkomen dat dierenambulances elkaar enerzijds in de wielen rijden en anderzijds dieren helemaal niet geholpen kunnen worden. Hoe kunnen hierover betere afspraken gemaakt worden met dierenambulances, zodat de dekking in Nederland beter wordt?
9. 24/7 bereikbaarheid
Het is een mooi streven om 24 /7 bereikbaar te zijn, want dieren in nood houden zich nu eenmaal niet aan kantoortijden. In de praktijk zien we dat dat echter bij een aantal dierenambulances simpelweg niet haalbaar is. Er wordt dan gebruik gemaakt van een doorschakelsysteem dat niet optimaal werkt. Aan de andere kant moeten we wel realistisch zijn: er is sprake van beperkte capaciteit.
10. Reactietijd is soms een probleem
Soms is sprake van lange wachttijden voordat de dierenambulance er is, dat kan wel oplopen tot een uur. Een lokale of regionale dierenambulance kan per definitie sneller ter plaatse zijn en kent de lokale situatie wellicht beter dan een contractpartner van de gemeente. Toch wordt daar lang niet altijd goed op ingespeeld of gebruik van gemaakt en gaat dat door langere rijtijden ten koste van het dierenwelzijn.
11. Onduidelijk wie wanneer naar de dierenarts gaat en wie daarvoor de rekening betaalt
Als een zwerfdier met spoed naar de dierenarts moet, is er weleens sprake van onduidelijkheid over de kosten en discussie over de beste behandeling van het dier tussen de dierenambulance, de dierenarts en de opvang. Hierover zouden duidelijke afspraken gemaakt moeten worden.
12. Nut en noodzaak keurmerken dierenambulanes
Op dit moment is er alleen het NKD keurmerk. Er is in het verleden wel eens pogingen gedaan om 1 keurmerk voor dierenambulances op de markt te zetten, maar daar is de markt simpelweg te klein voor. Daarnaast is er sprake van onvoldoende animo als het gaat om de meerwaarde van zo’n keurmerk, te veel discussie over welke eisen je dan zou moeten stellen en over de kosten om zo’n keurmerk duurzaam op te zetten.
13. Samenwerking m.b.t. RWS/ Veilig werken op de weg
Tot nu toe zijn nog lang niet alle dierenambulances getraind met ‘Veilig werken op de weg’. Dat komt omdat eerst de leden van de FDN en de Dierenbescherming zijn getraind. Veel zelfstandige dierenambulances staan dus nog in de wacht. Het zou goed zijn om dit breder te trekken, zodat je een landelijke dekking met goed getrainde mensen krijgt.
14. De ene dierenambulance krijgt wel een vergoeding, de andere niet
Omdat er geen landelijke richtlijn is voor de vergoeding van dierenambulances, komt het regelmatig voor dat dierenambulances geen vergoeding krijgen voor hun werk. Dit komt doordat de betreffende gemeente dan een exclusief contract heeft gesloten met een andere partij. De (andere) dierenambulance zou dan weer afspraken moeten maken met de contractpartner en dat loopt helaas niet altijd soepel.
15. Verschillende maatstaven qua dienstverlening
Waar de ene dierenambulance zich beperkt tot de hulpverlening aan gezelschapsdieren, rijdt de ander ook uit voor wilde dieren in nood, maar soms weer alleen een deel ervan. Dat leidt tot discussie, omdat de een vindt dat zij alleen een taak doen waarvoor zij betaald worden en de ander simpelweg rijdt voor elk dier in nood, ongeacht een vergoeding.
16. Opleiding
Verder zijn er door de verschillende groottes van dierenambulances ook (grote) verschillen in opleidingsniveaus. Waar een grote(re) dierenambulance de ruimte en het personeel heeft om nieuwe en bestaande medewerkers en vrijwilligers een uitgebreide opleiding te geven, is dit voor kleinere dierenambulances die draaien op een paar vrijwilligers niet mogelijk. Ook is grote behoefte aan specifieke opleidingen voor het vangen, hanteren en veilig vervoeren van wilde dieren.
17. Duidelijke afspraken met hulpdiensten
Dierenambulances doen vaak een beroep op hulpdiensten, en andersom gebeurt dit ook. Echter is het bij de officiële hulpdiensten vaak onbekend dat zij (officieel) verantwoordelijk zijn voor hulp aan dieren in nood. Hierdoor wordt er regelmatig beroep gedaan op dierenambulances, ook in situaties waarin dit niet redelijk of nodig is.
18. Wie heeft de regie bij rampen?
Als een ramp uitbreekt, zoals bij de overstromingen in Limburg of de olieramp in de haven van Rotterdam, is sprake van chaos en wordt niet geaccepteerd dat 1 partij uit de dierenwereld de regie neemt binnen de dierenhulpverlening. Er is behoefte aan een sturend team dat optreedt bij rampen. Het dierenhulpverleningsconvenant en handhavingsconvenant uit 2011 zijn niet meer van deze tijd. In overleg met het ministerie van J&V en LNV en de inzet van veiligheidsregio’s kan met de inzet van dierenhulporganisaties het redden van dieren bij rampen opnieuw gewaarborgd worden.
19. Onderlinge communicatie kan beter
Zoveel mensen, zoveel meningen. Omdat er geen uniforme afspraken zijn, komt het regelmatig voor dat dierenambulances zich negatief uitlaten over de verschillende werkwijzen van elkaar. In plaats van een vruchtbare dialoog leidt dat soms tot negatieve uitlatingen op bijvoorbeeld de sociale media.
20. Klachten over de meldkamer
De Dierenambulance heeft ook een publieksvoorlichtende functie: toch gaat dit nog wel eens fout, doordat de centralisten verkeerde informatie geven aan burgers die een dier gevonden hebben.
